'Aleida Hendrika Lasonder (Leida) wordt op 23 februari 1921 om half negen dood in haar huisje gevonden door koster Gerrit Peuscher van de Nederlands Hervormde Gemeente. Samen met politieagent Adam Sterckel doet hij aangifte van het overlijden van de Hengelose Juffrouw bij de ambtenaar van de burgelijke stand. Leida was 67 jaar. De Hengelose, die haar hele leven vrijgezel blijft, wordt geboren op 2 februari 1853 in Hengelo. Ze is dochter van wever Barend Lasonder en huisvrouw Frederika ten Hove. Het ziet er niet naar uit dat Leida het destijds breed heeft. Wel is ze heel spaarzaam. Haar arbeidzame leven werkt zij in de fabriek en het geld dat ze daar verdient pot ze op.
De geboren Hengelose woont met haar broer Albertus Lucas bij de ‘veenkenkeuwkes’ aan de Pastoriestraat 13. De ‘huuskes’ zijn eenvoudige afdakswoningen die in 1925 onbewoonbaar worden verklaard. De bijzondere naam hebben de woningen te danken aan de vinkenkooitjes die buiten hangen.
Niet onbelangrijk voor dit verhaal is dat Leida lid is van de Nederlands Hervormde gemeente en nauwe contacten onderhoudt met dominee Hiebendaal, destijds voorganger in de kerk. Ze staat te boek als een vroom kerkgangster.
De zuinigheid van Leida is bij iedereen bekend. Zo verzamelt zij verwoed en fanatiek paardenvijgen. Zodra een paard op straat poept, is Leida er als de kippen bij om de verse vijgen met stoffer en blik op te vegen. Zij gebruikt de poep als brandstof voor de oven.
De geneugten des levens lijken aan broer en zus voorbij te gaan. Het stel woont en leeft zeer eenvoudig. Hengeloërs die de Lasonders kennen, denken dat Leida een armoedzaaier is. Het verhaal gaat dat ze dag in dag uit brood met spek eet, dat de warme maaltijd bestaat uit een paar aardappelen en een handjevol paardenbonen. Een voedzame maaltijd, maar de bonen worden voornamelijk gebruikt als veevoer en zijn daarom goedkoop. Dat laatste is wellicht de reden dat in huize Lasonder niets anders dan dat op het menu staat. Om het beeld van Leida te vervolmaken, wordt gezegd dat de vrouw na het verscheiden van haar broer in 1917 uit pure zuinigheid zijn ondergoed afdraagt.
Maar intimi hebben wel door dat Leida bijna letterlijk op de centen zit. Waar anders heeft zij het geld gelaten dat beiden al die jaren in de fabriek verdienden? Uitgeven deed ze het immers niet. Dominee Hiebendaal komt regelmatig op bezoek. Tijdens de vele gesprekken die hij met haar voert, heeft hij ongetwijfeld zijn gootste wens op tafel gelegd. Hiebendaal wil dolgraag een rusthuis voor ouderen in Hengelo stichten. Hij laat het oog vallen op het statige herenhuis (voormalig pension Huize Engelien) aan de Deldenerstraat. Het pand staat al lang leeg, maar de dominee ziet geen kans om aan het benodigde aankoopbedrag te komen. En natuurlijk zal hij bij de dagelijkse bezoekjes die hij bij de lidmaten van zijn kerk aflegt, zijn ideeën hebben gedropt. Misschien hopend op een legaat, schenking of lening waardoor zijn wens in vervulling kan gaan. Leida laat na haar overlijden het geld na aan de kerk. Dominee Hiebendaal koopt spoorslags het leegstaande pand aan de Deldensestraat en huisvest er vier oude mannen; het eerste bejaardenhuis van Hengelo heet Huize Avondrust.’
Foto's (eigen archief)
portretfoto van Aleida Lasonder
foto van Aleida voor haar woning aan de Willemsstraat